Veenendaals trio naar Santiago de Compostella
“Het was een mooie maar vooral ook een culinaire reis”
Ze kennen elkaar sinds de jaren ’70, drie Veenendaalse vrienden uit Veenendaal-Zuid: Piet Valkenburg (58), Henk Bos (58) en Erik van Bruinessen (56). Ze gingen samen naar Pinkpop, maakten korte vakanties en struinden vliegerfeesten af.
Piet en Henk zijn woonachtig in Veenendaal en Erik woont in de Dordogne in Frankrijk. Alle drie hadden ze dezelfde droom: ooit wilde ze op hun stalen ros de Camino naar Santiago de Compostella in Spanje fietsen. Maar hoe doe je dat met een dwarslaesie die Piet en Erik jaren geleden hadden opgelopen. Maar zie daar was de reddende valide engel Henk Bos.
Erik liep in 1993 tijdens een sportief weekend in de Ardennen een incomplete dwarslaesie op. Zijn fiets is een driewiel ligfiets en inmiddels voorzien van elektrische ondersteuning. Piet liep door een bloeding in de ruggengraat in 2013 een dwarslaesie op. Hij is in het bezit van een handbike. En Henk? Die gaat als een speer op z’n Travelmaster.
Ze hadden geen spirituele input voor de tocht. Piet: “Het ging erom dat de vriendschap weer beklonken werd en dat we onszelf wilden bewijzen ondanks de handicaps. Wat ons is bijgebleven zijn de leuke ontmoetingen, het prachtige landschap, de fraaie dorpjes en de mooie architectuur in de steden. Erik wilde aanvankelijk met de rolstoel terwijl ik degene was die de Camino lopende wilde doen. En Henk? Of hij ooit plannen had in die richting is niet helemaal duidelijk, maar het kwam wel goed uit”.
Erik: “Henk stelde voor om mee te gaan. Besloten werd om het in twee etappes te doen: van Veenendaal naar het departement Dordogne, ongeveer 1400km en van Roncesvalles naar Santiago de Compostella zo’n 800km”.
Henk: “Op hun vraag om mee te gaan fietsen riep ik wel heel erg snel Ja! Tijdens de dagelijkse ritten werd al snel duidelijk dat bergopwaarts een groot verschil maakte in snelheid. Deze tijd benutte ik voor het maken van sfeerplaatjes en actiefoto’s om de aankomsten op video voor het nageslacht vast te leggen en het wegdrinken van vele liters cola en ander nuttig vocht”.
We komen erin in de tweede etappe die van Roncesvalles naar Santiago de Compostella lijdt. Erik: “In de eerste etappe waren het de heuvels die de naam mee-eter nog niet waard waren, in de tweede etappe waren het geen steenpuisten maar meer etterende zweren. Zo werd de Cruz de Ferro (1504m) met een stijgingspercentage van 6-8% bedwongen, de Alto de Cerezales (1508) waarna een afdaling volgde van 14km, de Alto de San Roque (1270m), de Alto de Cebreiro (1300) en de Alto do Poio (1335m). De stijgsnelheid bedroeg soms een km of 3 per uur en af en toe stonden we zelfs stil. Henk had op die momenten dusdanig meelij dat hij ons één voor één omhoog hielp. Er werden zelfs medepelgrims ingeschakeld. Vanuit Roncesvalles ging het hoofdzakelijk gefaseerd naar beneden om 150km verder op 300m hoogte uit komen. Van daaruit ging het weer naar boven om 100km verder op 1200m hoogte te zitten. Daarna volgde een afdaling naar Burgos. Vervolgens fietsten we een dag of drie 250km op een hoogte van 800 m naar Astorga tussen omgeploegde akkers. Nog saaier moet nog worden uitgevonden”.
“Op de Cruz de Ferro”, wil Erik nog wel even kwijt, “staat een ijzeren kruis waar al eeuwen stenen neergelegd worden door pelgrims. Elke pelgrim kan een steen van thuis meenemen die symbool staat voor in het verleden gedane zonden. Eenmaal neergelegd ben je bevrijd en kun je verder met je reis. Ook de fietstassen van Henk voelden een stuk lichter aan. De afdaling van de Alto de Cerezales ging Piet zo hard naar beneden dat hij beneden een minuut of tien bezig is geweest om de vliegjes tussen zijn tanden uit te pulken. Hadden we het ene moment het zweet in de bilnaad, de andere keer het snot voor de ogen. Er waren stukken bij die zo steil waren dat ik me werkelijk aan de vangrail omhoog moest trekken en Piet achter zijn karretje ging lopen om maar vooruit te komen”.
Als ze ruim een week erop hebben zitten beginnen de hormonen op te spelen. Erik: “Alsof de duvel er mee speelt komen er plots twee ‘aantrekkelijke dames’ aanlopen. Duimen gaan omhoog en er wordt gelachen en geroepen. Eén vliegt me om de nek om me te kussen waarop ik duidelijk maak dat ik me volgende keer zal scheren. Als ‘ze’ dan aan haar bovenlip begint te plukken toont ze trots haar snorretje! Hormonen gelijk afgekoeld”.
“Op een avond”, gaat Erik verder, “hadden we ons bivak opgeslagen in een albergue, een herberg, die op een helling naast een kerk is gebouwd. De weg er naar toe bestond uit ronde keien. De herberg bestond uit verschillende vertrekken die met trappen waren te bereiken! Probleem. Hoe deed je dat met een zittende pelgrim zoals ik? Voor ons drieën werd uiteindelijk een kamer gevonden op de begane grond en konden we ons douchen in de massagesalon. Hier had je een overnachting voor 15 eurootjes inclusief avondeten en ontbijt. Het gezelschap kende vele nationaliteiten. Er werd gesproken, gelachen en er werd voor gezorgd dat de lege wijnflessen weer vol terug kwamen. De mindere verassing was dat er handjes in de keuken werden gevraagd voor het schoonmaken van de keuken en het afwassen van de vaat”.
Sinds de middeleeuwen is Santiago de Compostela, waar de heilige apostel Jacobus volgens de overlevering werd begraven, met Rome en Jeruzalem het belangrijkste christelijke bedevaartsoord. Van de meer dan 300.000 pelgrims in 2017 was 49% vrouw en 51% man. 93% legde de bedevaart te voet af, 7% met de fiets, 417 bedevaarders te paard en 43 pelgrims in een rolstoel. 55% van de pelgrims was tussen de 30 en 60 jaar, 17% was ouder. 47% van de pelgrims ging niet uitsluitend om religieuze, maar ook om culturele redenen naar Santiago de Compostella op bedevaart.
Er zijn meer wandelaars dan fietsers die de Camino ondernemen. Erik: “We schatten het aantal wandelaars die wij hebben gezien op zo’n 4000 tegen 75 fietsers. Het gebeurde nooit dat we dezelfde mensen tegenkwamen, we reden ze meestal achterop. Fietsend deden wij er langer over dan sommigen lopend deden. Lopers hadden ook voorrang als het ging om een slaapplaats in de herberg. Op tv werden we geconfronteerd met bosbranden, precies het gebied waar wij doorheen moesten. De vlammen waren ons goed gezind en bereikten we onze volgende rustplaats. In veel overnachtingsplaatsen wordt er speciaal voor pelgrims een mis georganiseerd. Twee keer stond de ‘hongerige’ (en schijnheilige) Piet vooraan om van het ouweltje te smikkelen. Na enkele dagen simuleert hij ook nog eens een val om een rustdag in te lassen. Het komt ons allemaal goed uit”.
En dan eindelijk is daar de ultieme beloning na 18 fietsdagen: Santiago de Compostella. Hadden Henk, Piet en Erik ruim 15 dagen alleen maar zon en tropische temperaturen gehad, uitgerekend de laatste dag in Santiago waren het de plensbuien die hun nat en koud maakten.
Door Gertjan van Capellen
Foto Henk Bos